We maakten zowat een ritueel. Elke dag zochten we het beste plekkie in de spouw. Soms boven de keuken — daor valt de meeste kees naor beneden. Soms achter de schoorsteen, warm en donker. Soms gewoon op de plek waor onze twee nestjes bijna tegen mekaar aanlagen.
Ik begon te dromen. Een toekomst misschien. Samen een nest bouwen. Samen eten vinden. Samen schuilen veur Miauwtinus, al is tie tegenwoordig mien vrund.
Maar vooral: samen wakker worden met heur neusje tegen mien aan.
Ik had nog nooit zoiets gevoeld. Ik wou heur niet meer kwiet.